De meest inspannende ontspanning hier is voor mij fietsen. Waarschijnlijk zou dat ook voor veel Oegandezen gelden, ware het niet dat ze het niet als ontspanning doen. Fietsen doen ze in ieder geval genoeg. De fiets is niet zoals in Nederland een persoonlijk vervoersmiddel, maar een middel voor het vervoer van goederen of passagiers.
In Lira barst het van de fietsboda’s, oftewel fietstaxi’s. Op het achterrekje ligt een kussentje (meestal vrolijk geel, rood of blauw gekleurd) met een soort jasbeschermers (soms met extra versiering, zoals roze hartjes(met daarbij de aantekening dat er eigenlijk geen vrouwelijke fietsbodarijders zijn)) zodat je zonder een bont en blauwe kont op plaats van bestemming aankomt.

Een ander gebruik is het vervoer van goederen. En dat is dan net iets anders dan wat wordt rondgebracht door Nederlandse fietskoeriers. Grote zakken met groenten (en dan bedoel ik ook echt grote zakken, die boven de fietser uittorenen, of overdwars liggen en aan beide kanten bijna een meter uitsteken) of stapels hout die bijna de hele weg in beslag nemen, of kozijnen, of een bed, of een rol golfplaat. En dit wordt dan allemaal vervoerd op een soort opafiets, alleen dan een nog zwaardere uitvoering (wat enerzijds ook wel moet om al het gewicht fatsoenlijk aan te kunnen, maar wat anderzijds van het fietsen zonder enige bagage al een ramp maakt).
Maar goed, daar heb ik gelukkig allemaal geen ervaring mee. Ik heb een soort van heel goede fiets (een heuse raleigh (met voorvorkvering (die uiteraard niet werkt (maar daardoor niet minder zwaar weegt(daar gaan al de marginal gains))) en een heleboel versnellingen (die het zowaar ongeveer allemaal wel doen))) waarmee ik hier over de wegen vlieg. En af en toe is dat zelfs letterlijk(als een echte flying dutchman), want de drempels hier zijn hoog genoeg om als springplank te gebruiken (dit overigens tot groot vermaak van aanwezige oegandezen, die zoiets waarschijnlijk niet vaak hebben gezien (een beetje fietser probeert namelijk de drempels via de berm te ontwijken en als dat niet lukt remt hij af om rustig de hobbel te nemen(wat kan je ook anders als je zo zwaar beladen bent))).
Maar mijn eigenlijke bedoeling van de blog is niet om een verhaaltje over fietsen te vertellen, maar om je mee te nemen op een fietstochtje, zodat je het allemaal zelf kunt zien. Smeer jezelf eerst goed in met zonnebrandcreme, want de zon is hier gemeen fel.
‘Weet je zeker dat we nu moeten gaan?’
Het is inderdaad nog erg warm, maar we gaan niet naar de supermarkt op de hoek, dus we zijn wel eventjes onderweg. In het donker fietsen is hier niet zo heel erg veilig, dus we willen niet te laat thuis zijn. Vergeet ook je pet en bril niet (alles tegen zon en stof). Zo, kunnen we gaan?
‘Zeg jij het maar, Stefan, jij bent de baas.’
Oke, dan gaan we. De weg vanaf ons huis is, zoals je merkt, niet heel erg goed. Maar de rest van de weg is niet veel beter hoor, wees maar niet bang. Oh, hier stoppen we even.
‘Nu al? ik dacht dat we niet naar de supermark op de hoek gingen.’
Gaan we bijdehand doen? Wat dacht je van wat eten voor onderweg? Ik koop meestal hier wat chapats. Energierepen kennen ze hier niet echt.
‘Ga jij nu bijdehand doen?’
Sorry, dan gaan we nu echt. Hier komen we langs een marktje waar we weleens wat groente halen. We nemen hier dit smalle tussendoorpaadje. Het is hier vaak druk, omdat ze links water halen. Die jerrycans zijn namelijk niet voor benzine bedoeld. En dan nu een stuk asfalt. Dit is de doorgaande weg. Oh ja, zoals je merkt moeten we links fietsen. Bij die fabriek, of wat het ook precies is, gaan we naar links, weer van het asfalt af.
‘Dat ziet er wel uit als een leuke mountainbikeroute.’

Ja, in Nederland doen ze moeite om dit soort wegen aan te leggen ter ontspanning, hier mag je blij zijn als dit soort wegen er uberhaupt liggen. Als je trouwens mensen tegenkomt, gewoon zwaaien, of “apoyo” (korte (en uitspreekbare) versie van hoe gaat het) zeggen. Pas op, een vrachtwagentje, die rijden hier soms snoeihard langs.
‘Uche uche’
Ja en ze nemen dan een flinke stofwolk mee. Voor een kort ritje ga ik hier anders naar rechts, maar we gaan nu rechtdoor. Zometeen is er een stukje waar ze met de weg bezig zijn. Het is hier een beetje moerasachtig en ze zijn bezig met het verbinden van de twee delen met duikers, zodat, als het goed is, de boel minder overstroomt in de regentijd. Gaat het trouwens nog een beetje? Als we straks bij de rotonde zijn…
‘Rotonde? Hier een rotonde, in “the middle of nowhere”? Je maakt een grapje. Maar het gaat nog prima hoor, het is een prima tempo.’
Mooi, maar er is echt een rotonde. En zo “in the middle of nowhere” zitten we niet. Dit is Bala, een redelijk groot dorp, en er komen hier een paar belangrijke wegen samen. Dan hebben we ongeveer 20 kilometer gefiets. We gaan bij de rotonde naar rechts, naar een lange rechte weg van zo’n 10 tot 15 kilometer.
‘Poef, dat klinkt saai’
Dat valt gelukkig wel mee. Het gaat net als deze weg op en af, zodat je nooit heel ver voor je kunt zien. Ik zal je trouwens niet vermoeien met teveel gepraat, kijk gewoon zelf lekker om je heen en geniet van het mooie uitzicht.
‘Wow, het ziet er hier trouwens wel echt Afrikaans uit zeg. De rode weg, ronde hutjes met grasdaken, kleine kindertjes die langs de weg staan te kijken, mensen die water halen.’
Haast idyllisch, he?
‘Ja, je boft maar dat je hier zo kunt fietsen.’

Nou ja, voor de mensen hier is het allemaal keiharde werkelijkheid. Ik vind het toch altijd een beetje gek dat ik hier voor m’n lol een beetje rondrijd. Maar ach, aan de andere kant geef ik ze weer een leuk moment.
‘Voor je lol, ik vind het ondertussen niet meer zo lollig, is het nog ver?’
We kunnen hier wel even stoppen, even cola kopen, weliswaar nepcola, maar je moet toch wat drinken. Zo, kan je er weer tegenaan?
‘Het moet maar, dat jij in deze hitte nog een beetje kunt functioneren zeg.’
Nou, dat was ook wel even wennen hoor, maar als ik nu op de fiets zit, dan gaat het allemaal wel prima. Zo, dat was deze weg, we gaan weer naar rechts. Nu rijden we een stuk langs een ander moeras, dat ook wel “okole river” wordt genoemd, daarna komen we weer op de grote weg. Het moeras gebruiken ze trouwens voor allerlei verschillende zaken. Om water halen, kleding te wassen, of fietsen, of auto’s en natuurlijk om te vissen.
‘Ah ja, ik zie het. Ik vroeg me al af of die auto van de weg was geraakt.’
Vanaf de grote weg is het trouwens nog zo’n 20 kilometer. En pas op, ze hebben hier zomaar een strook asfalt liggen.
‘Grapjas’
‘Verrek, er ligt hier inderdaad asfalt. Gaat dat door tot de grote weg?’
Nee, het houdt gewoon gewoon net zo plotseling op als het begonnen is.
‘Ha, eindelijk de grote weg, ik werd de weg wel een beetje beu hoor. Die kuilen en al dat stof en de motors die voorbij komen crossen en al die mensen die je aanstaren, dat voelt toch inderdaad een beetje gek. Het is nu toch gewoon de weg volgen?’
Jep, we zijn er nu binnen het uur. En we zijn nu, even kijken, een uur en drie kwartier onderweg. Dat gaat sneller dan ik dacht.
‘Uhm, niet om het een of ander, maar kunnen we dan misschien iets langzamer rijden?’
Ow hier rijden trouwens hele grote vrachtwagens die zich zoveel van fietsers aantrekken dat ze toeteren, maar niet van richting veranderen. Als er een tegenligger is en er komt een vrachtwagen, of een gewone auto, achterop, gewoon de berm induiken.

‘Ik dacht dat het noorden van oeganda vlak was.’
Tsja, zo vlak als Nederland krijg je het nergens (misschien sommige zoutvlaktes daargelaten). Maar het zijn inderdaad nog wel redelijke klimmetjes.
Hier naar links, dan zijn we weer op het tussendoorpaadje van het begin. En nu zijn we er helemaal.
‘Goed dat je het zegt, ik had het niet herkend.’
‘En hoeveel was het nu in totaal en hoe lang hebben we er over gedaan?’

Volgens mij is dit rondje iets van zestig kilometer, maar ik moet dat eigenlijk nog een keertje goed uitzoeken. En we hebben er iets meer dan tweeënhalfuur overgedaan. Niet slecht, al zeg ik het zelf. Volgende keer wat harder fietsen en we halen de 25 gemiddeld.
‘Dat doe je dan maar in je eentje.’
Vond je het niet leuk dan?
‘Ik vond een keertje, om een indruk te krijgen, eigenlijk wel genoeg.’